Mozarts grote mis in perspectief

Leven en werk van Mozart (1756-1791) en de plaats van de grote mis in C klein daarin

Bij degenen die in 1984 de bioscoopfilm “Amadeus” gezien hebben, is wellicht het beeld bijgebleven van een virtuoos, giechelig wonderkind, dat ook op latere leeftijd kinderlijke trekjes bleef houden. In de film werd onterecht grote rivaliteit gesuggereerd tussen Mozart en componist Antonio Salieri (Salieri zou een rol hebben gespeeld bij het overlijden van Mozart, maar daar is geen bewijs voor, wel voor enige rivaliteit zoals verderop zal blijken).
Dat giechelige lijkt wel echt bij Mozart te passen. Ondanks zijn enorme oeuvre, waartoe de meest prachtige muziek behoort, lijkt het soms alsof componeren een kwestie van een klusje op een achternamiddag was.  In zijn dagboeken schrijf hij over wandelingen, drankjes doen, scheten laten in de kerk…en tussendoor schreef hij dus ook nog wonderschone muziek. In zijn korte leven kwamen vele prachtige symfonieën, werken voor piano, fluit en hobo, strijkkwartetten, opera’s, zangstukken èn een aantal missen tot stand. Van de missen zijn de Krönungsmesse, het Requiem en de Grote Mis in C klein bij velen van ons bekend.

Vader Leopold Mozart, zelf violist en componist, had al snel door een wonderkind verwekt te hebben: op 3 jarige leeftijd leerde Wolfgang in een half uur al eenvoudige pianostukjes maatvast uit zijn hoofd spelen.  Op 5 jarige leeftijd zou hij al zijn eerste composities aan zijn vader hebben “gedicteerd” en op 6 jarige leeftijd speelde hij voor het eerst voor publiek.

Wolfgang Amadeus Mozart 1764

Zoals toen gebruikelijk zag vader Leopold er niets verkeerds in om met zijn enige twee (van de zeven) overgebleven kinderen, zijn wonderzoon en diens oudere zusje Maria Anna (“Nannerl”, ook muzikaal zeer begaafd), door Europa te gaan reizen. Tentoonstellen van talent en er geld mee verdienen was heel normaal. De eerste reisperiode startte in 1763 en duurde drie jaar, waarin de Mozarts vele steden in Duitsland, maar ook in België, Nederland, Frankrijk (Parijs) en Engeland (Londen) aandeden.
In 1764 werd in Parijs voor het eerst muziek van Wolfgang gepubliceerd (sonaten voor viool en piano). In Londen ontmoette hij o.a. Johann Christiaan Bach, de “Londense” Bach. In 1766 woonden ze in Den Haag de plechtige inhuldiging bij van stadhouder Willem V. Voor die gelegenheid componeerde Wolfgang een reeks variaties op het destijds bekende lied “Willem van Nassau” (KV 25).
Het was duidelijk niet alleen optreden geblazen, de jonge Mozart componeerde in deze jaren ook al het nodige.

Vanaf 1769 reisden vader Leopold en zoon Wolfgang opnieuw veel samen, o.a. door Italië. Wolfgang was benoemd tot onbezoldigd concertmeester aan het hof van de aartsbisschop van Salzburg, maar dat verhinderde het reizen niet. In Italië behaalde hij twee getuigschriften en componeerde hij zijn eerste opera, Mitridate, een groot succes bij de première in Milaan, in 1770. Voor een beroemde castraat schreef hij er het bekende motet Exultate, jubilate.
De kennismaking met Italië zal zijn latere composities, die geworteld zijn in de Zuid Duitse en Oostenrijke traditie, kleuren.
Ondanks optredens en reizen componeert Mozart tussen 1771 en 1774 maar liefst 117 symfonieën.

De reislust van Leopold Mozart leidde in 1777 tot zowel zijn eigen ontslag als dat van zijn zoon. Ze reisden richting Parijs. Onderweg deden ze o.a. Augsburg aan, waar Wolfgang een intieme relatie aanging met zijn nichtje Maria Anna Thekla (“das Bäsle”- delen van hun pikante briefwisseling zijn bewaard, rode oortjes lectuur) en later hevig verliefd werd op Aloysia, de oudste dochter uit het muzikale gezin van Fridolin Weber (die zelf bassist was). Vader Weber was van deze verliefdheid niet gediend, Aloysia ook niet trouwens. De Mozarts reisden door naar Parijs. Wolfgang werd daar wel overal uitgenodigd, maar dan liefst voor gratis optredens. Hij schreef er o.a. zijn Parijse Symfonie (KV 297). Zijn moeder was er erg eenzaam, ze werd ziek en overleed in 1778.

Wolfgang keerde uiteindelijk op aandrang van zijn vader terug naar Salzburg en kreeg opnieuw een baan aan het bisschoppelijk hof. Daarbij moest hij musiceren, componeren (o.a. zijn opera Idomeneo zag het licht) en het knapenkoor leiden. Hij voelde zich ondergewaardeerd, er ontstond ruzie en in 1781 werd hij op staande voet ontslagen. Wolfgang reisde hierna door naar Wenen, naar de weduwe Weber en haar vier dochters, die daar inmiddels woonden vanwege de zangcarrière van Aloysia.
Nu werd hij verliefd op de jongere zus van Aloysia, de toen 19 jarige Constanze. De liefde was wederzijds, maar vader Leopold was erop tegen, hij had het idee dat het de weduwe Weber om het geld te doen was. Want het ging de Mozarts financieel gezien voor de wind.
Ondanks de afkeuring van vader Leopold (de goedkeuring kwam later alsnog) trouwden Wolfgang en Constanze in augustus 1782, in Wenen.

Waarom Mozart zich zette aan het componeren van de Grote Mis in C klein blijft met de nodige vraagtekens omgeven. In die tijd was nauwelijks vraag naar dit genre. “De impuls van zich als componist van kerkmuziek te profileren, schijnt zeer spoedig weer gedoofd te zijn.” ”…pas het vooruitzicht van een operacompositie onder gunstige voorwaarden (…) bracht hem weer tot een hoogtepunt van kerkelijke muziek” aldus Wolfgang Hildesheimer, een vooraanstaand Mozart-biograaf.

Hoe dan ook: in januari 1783 schrijft Wolfgang in een brief aan zijn vader dat hij bezig is geweest met het componeren van een Mis in C klein. Toen Constanze eerder ernstig ziek was had hij, Wolfgang, namelijk diep in zijn hart de gelofte afgelegd om met deze compositie de genezing van zijn Constanze af te smeken. In de brief geeft Wolfgang aan dat de Mis nog lang niet af is.
In juni 1783 bevalt Constanze van hun eerste kindje, zoon Raimund Leopold, waardoor zij en Wolfgang pas in juli van Wenen naar Salzburg, waar vader Leopold woont, reizen. Mozart heeft de onaffe partituren van de mis in C bij zich. Hun zoontje blijft bij een min in Wenen achter en sterft een maand later. Tja, zuigelingensterfte was in die tijd heel normaal, de ouders kwamen er niet voor terug naar Wenen.  

Als de mis “in première” gaat, oktober 1783, in de Petruskirche in Salzburg, is hij nog steeds niet af. Waardoor kwam dat? Dat is en blijft een geheim. De bedoeling van de mis blijft ook enigszins duister. Het tragische karakter van het Kyrie en de in het Gloria opgenomen klaagzangen verzetten zich tegen de gedachte dat de Mis een feestelijk karakter zou hebben, wat zou passen bij de liefde van Mozart voor zijn Constanze. Het idee bestaat, dat het mogelijk een opdracht was van een van de Weense “Bruderschaften” (gezelschappen van vrome Rooms Katholiek leken). Deze Bruderschaften werden op last van Keizer Josef II in november 1783 ontbonden, wat zou kunnen verklaren dat de Mis onaf is gebleven. Misschien (waarschijnlijk?) kregen lucratievere opdrachten wel voorrang. En Missen waren nu eenmaal in die tijd niet zo’n populair genre.

De delen die wel gereed waren werden bij eerste uitvoering hoogstwaarschijnlijk aangevuld met delen uit ander werk, want Missen moesten integraal worden uitgevoerd. Constanze, die niet zo’n begenadigd zangeres was als haar oudere zus Aloysia, zong de solopartij. Recensies van deze eerste uitvoering zijn niet bekend, geen nieuws is noch goed nieuws, noch slecht nieuws, merkt een biograaf van Mozart op.
Overigens wordt zelfs wel in twijfel getrokken of de mis überhaupt in 1783 is uitgevoerd. Raadselen alom.
Hoe het dus ook zij, de Mis in C-klein was en is onaf. Een groot deel van het Credo en het Agnus Dei ontbreken. Ook van de dubbelkorige stukken is Mozarts notatie verloren gegaan. Op basis van wat hij al wel had genoteerd, onder andere voor de instrumentale begeleiding, werd de compositie aangevuld door Matthäus Fischer, koordirigent in Augsburg rond 1800.

Al mag het voorgaande wellicht negatief klinken, de Mis in C klein is een prachtig werk. Het monumentale karakter, de muzikale schoonheid en de geheimzinnigheid van het onaffe spelen in onze tijd een belangrijke rol bij de waardering van dit werk.

Later haalde Mozart de liturgische basis onder de mis vandaan en gebruikte de muziek van het Kyrie en Gloria voor het wereldlijke oratorium Davide Penitente, KV 469, in 1785 voor het eerst opgevoerd. Hij schreef dit oratorium in opdracht van de Wiener Tonkünstler-Societät, die een benefietconcert in de vastentijd wilde geven.
Davide penitente (de berouwvolle David) is gebaseerd op de boetepsalmen van koning David, die vreemd was gegaan met de mooie Bathseba en vervolgens haar man Uria naar de frontlinies (= de dood in) stuurde. David lijdt daarna aan schuldbesef en wroeging. De muziek leent zich hier prachtig voor, denk maar aan de klaaglijke “misereres”  in het Gloria.
Mozart verving simpelweg de Latijnse liturgische tekst door Italiaanse teksten (van de hand van een zekere Saverio Mattei) die gebaseerd waren op de psalmen van David. Naast het hergebruikte Kyrie en Gloria voegde hij twee nieuwe aria’s toe: een voor tenor en een voor sopraan.
Het oratorium werd overigens in die tijd te kort bevonden…en dat ondanks de prachtige muziek.

Tussen 1783, de eerste uitvoering van de mis in C klein, en zijn dood, in 1791, gebeurt er nog enorm veel. Mozart componeert o.a. de Linzer en Praagse Symfonie, wordt lid van de vrijmetselaars, begint zijn werk consequent chronologisch te ordenen (aanduiding met KV nummers) en ontmoet Haydn (ze bewonderen elkaars werk enorm: Mozart draagt daarna een zestal strijkkwartetten op aan Haydn). In 1786 verliest Mozart in aanwezigheid van keizer Josef II een bijzondere wedstrijd van Salieri (Mozarts Der Schauspieldirektor (KV 486) nam het op tegen Salieri’s Prima la musica e poi le parole). Toch enige rivaliteit dus.
In april 1786 speelt Mozart zijn Pianoconcert in c klein (KV 491, nr. 24), een werk dat erg door Ludwig van Beethoven bewonderd werd en waarvoor hij cadensen schreef.
In 1787 reist Ludwig van Beethoven naar Wenen om les te krijgen van Mozart. Van een persoonlijke ontmoeting tussen beide componisten is echter niets bekend.
In datzelfde jaar wordt Mozart door de muziekminnende koning-keizer Jozef II aangesteld als “königlich und kaiserlich Kammerkompositeur”. Na deze aanstelling vond er een uitbarsting van creativiteit en vernieuwing plaats van Mozarts compositorisch kunnen, waarbij o.a. opera’s als Don Giovanni (niet zo gewaardeerd) en “Cosi fan tutte” (1790, wel een succes) het licht zien. Op 4 maart 1791 treedt Mozart voor het laatst publiekelijk op als componist en pianovirtuoos, met een uitvoering van zijn pianoconcert in Bes-groot (KV 595).
In zijn streven uiteindelijk kapelmeester te worden wordt hij in april 1791 onbetaald assistent van de kapelmeester van de Stephansdom in Wenen. In juni van dat jaar schrijft hij in Baden de muziek van het ons welbekende Ave Verum. In augustus reist de familie Mozart naar Praag voor de kroning van Leopold II als koning van Bohemen. Voor die gelegenheid componeert Mozart de opera “La clemenza di Tito”. Medio september voltooit hij de ook weer in opdracht geschreven opera “Die Zauberflöte”. Bij de première daarvan, op 30 september, dirigeert hij zelf deze opera, die een groot succes was (en, zoals Anthony vertelde, in een bloedtempo werd uitgevoerd).

Mozart in 1789

Ondanks al deze successen was het leven hard: de Mozarts leefden op grote voet en hadden schulden. Mozart raakte door het vele werken uitgeput, leed aan depressies en had de waanvoorstelling dat hij vergiftigd was. Desondanks accepteerde hij de opdracht om een requiem te schrijven, waarvan hij grote delen vanaf zijn ziekbed dicteerde. Aan zijn ziekbed repeteerde men vocale partijen van reeds voltooide delen van het requiem, dat grotendeels nog onvoltooid was. Daarbij namen vrienden van hem de meeste zangpartijen voor hun rekening, terwijl hijzelf de altpartij zong.

Vanaf 20 november wordt Mozart steeds zieker en na een korte opleving sterft hij op 5 december 1791. Net als de grote Mis in C klein blijft zijn Requiem onvoltooid.

Wolfgang Hildesheimer, een vooraanstaand Mozart biograaf, schrijft over de gelovigheid van Mozart het volgende:
“De kerk als gebouw was voor hem niet zozeer een gewijde plaats als wel de plek waar nu eenmaal een orgel stond. Het was niet een instrument van zijn keuze, maar men kon erop spelen. Als hij ervoor in de stemming was zag hij er ook geen been in de gewijde sfeer van een mis te verstoren door grappen uit te halen met cadensen en geïmproviseerde versieringen om potentiële bidders aan het lachen te maken”.
Elders schrijft hij:
“Mozart was musicus en dramaticus; zijn muziek beantwoordt de vraag van zijn gelovigheid niet. Zijn missen mogen bij gelovigen innige religieuze gevoelens tevoorschijn roepen, ze waren daarop bewust gemáákt, echter niet door geloof ingegeven, maar door de wil het uit te beelden. Meestal klinkt het verlangen van de dramaticus mee om een opera te componeren. Dit zij niet zo opgevat als zou daarmee ook maar iets ten nadele van de kwaliteit gezegd willen zijn, die bij afzonderlijke stukken kerkelijke muziek grandioze toppen bereikt, en stellig beleven wij momenten waarop wij Mozart nauwelijks anders kunnen zien dan ten diepste geïnspireerd door het thema van zijn tekst. Voor het beleven van dergelijke momenten zal ieder zijn eigen bewijsplaatsen hebben; voor mij is dat bijvoorbeeld de overgang van g-mineur naar Es-majeur aan het eind van het “Qui Tollis” van de mis in C-mineur….” “… innige vroomheid (…) is wat opgeroepen wordt, niet de geestesgesteldheid tijdens het creatieve denkproces. De wens om deze stemming op te roepen vereist objectieve beheersing over de stof, niet er zelf door meegesleept zijn”.
Men mag hiervan denken wat men wil – geniet vooral van de prachtige muziek van Mozarts Mis in C-klein.